Ook met zon werd er flink stroom geoogst. Doordat er meer panelen liggen en de zon goed scheen, groeide de stroomproductie met ruim 7 procent. Dat had zo’n 16 procent kunnen zijn als producenten hun stroom hadden kunnen opslaan in plaats van de panelen uitzetten omdat de prijs te laag is.
Hernieuwbaar groeit 23 procent
Alles bij elkaar opgeteld leidde het tot een sprong van zo’n 23 procent in de productie van hernieuwbare energie. Wind droeg deze maand het meest bij, gevolgd door zon. Biomassa staat op plek drie, met een iets kleiner aandeel dan september vorig jaar.
Elektrolyser kon bijna kwart van de maand draaien
De groei in productie leidde ook deze maand weer regelmatig tot overschotten. Dat waren momenten dat de stroomproductie hoger lag dan de binnenlandse vraag, gecorrigeerd voor import en export van stroom. Op zulke momenten is de prijs van stroom zo laag dat producten hun molens stilzetten en hun zonneparken afschakelen.
EnTranCe vertaalt deze overschotten naar een virtuele elektrolyser. In plaats van afschakelen had daarmee groene waterstof kunnen worden gemaakt. In september had er in 22 procent van de uren waterstof geproduceerd kunnen worden. Met een 10 MW elektrolyser kan je ruim 30 duizend kilogram waterstof produceren. Als je daarmee grijze waterstof vervangt, zou Nederland deze maand bijna 300 ton CO2 minder uitstoten. De teller staat nu op 1270 uur. Dat is al meer dan de 1137 uur over heel vorig jaar.
Meer dan helft stroom duurzaam geproduceerd
In september kwam 53 procent van de stroom uit hernieuwbare bronnen. Zonder het afschakelen van molens en zonnepanelen, zou dit op 57 procent zijn uitgekomen. Het is de zevende maand op rij dat het aandeel duurzame stroom boven de 50 procent zit.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat ervan uit dat in 2030 gemiddeld 85 procent van de stroom uit hernieuwbare bronnen komt.
LET OP: Energie en stroom verschillen
Hernieuwbare stroom is slechts een deel van de totale hernieuwbare energie. Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit drie onderdelen; warmte, 55 procent (vooral gebouwen en industrie), transport, 25 procent (vooral wegverkeer en vliegverkeer) en stroomverbruik, 20 procent.
Door electrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel electriciteit groeien. Het PBL berekent dat dit in 2030 ongeveer uitkomt op 24 procent van het finale gebruik.