Hoe komen we tot een landbouwbeleid waarin de vruchtbare Nederlandse delta kan blijven floreren? En hoe stemmen we de uitdagingen in de landbouw af met urgente kwesties als verstedelijking, gezond drinkwater en bedreigde natuur? Daarover ging het gesprek met landschapsarchitect en rijksadviseur Jannemarie de Jonge.
De Landbouwtafel legt een dilemma bloot. Aan de ene kant zijn er de klimaatverandering en de slechte natuurkwaliteit die de landbouw dwingen tot snelle en radicale verandering. Verandering is echter niet van bovenaf op te leggen. Of zoals een van de deelnemers aan de bijeenkomst het stelt: Gras gaat niet sneller groeien als je eraan trekt.
Wat wel kan en moet is meer ruimte en steun bieden aan veranderaars en aan experimenten, aan landbouwers die dappere keuzes maken. Creëer een veilige ruimte om nieuwe dingen uit te proberen, maar ook om te mislukken. Geef elkaar vertrouwen. En stap af van de gedachte dat de landbouw in zijn eentje verantwoordelijk is voor de landbouwtransitie. Zorg als omgeving voor een vangnet. ‘Het gaat om een collectief probleem. Met zijn achttien miljoen zijn we verantwoordelijk.’
Is de transitie die nodig is in de landbouw vergelijkbaar met die in de jaren vijftig? De tijd van de grote ruilverkaveling? Je zou het haast denken. Bij het openingsgesprek met Jannemarie de Jonge, landschapsarchitect en lid van het College van Rijksadviseurs, worden twee filmpjes uit die tijd vertoond. Waaronder de betekenis van de ruilverkaveling voor een lonende bedrijfsvoering, een film van het toenmalige Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
‘Er zijn zeker overeenkomsten met de jaren vijftig’, stelt De Jonge, hoofdgast bij Aan de landbouwtafel met de architect, in debatcentrum De Balie. ‘Het gaat ook nu om grote veranderingen in het landbouwsysteem. En vergelijkbaar met destijds zijn ook de zorgen over de boterham die de boer moet verdienen. Zeventig jaar geleden was er ook verzet tegen veranderingen.’
Groot verschil is de aanleiding voor de veranderingen: verbetering van biodiversiteit en klimaat. ‘Wat nodig is, is wederombouw in plaats van wederopbouw’, zegt De Jonge. ‘Groot verschil is ook dat de samenleving tegenwoordig mondiger is. Mensen laten zich niet meer makkelijk overtuigen.’
Jannemarie de Jonge begint haar lezing Regio aan zet: resultaten van drie regio’s water en bodem sturend met woorden van Sjoukje Heimovaara, bestuursvoorzitter van de WUR. ‘No farmers no food. Het belang van voedselzekerheid kan niet worden overschat’, stelde Heimovaara bij de opening van het academisch jaar. ‘De klimaatverandering kan ook niet worden onderschat. No change, no water, no food. Als we niets veranderen.’
De Jonge wijst erop dat we steeds vaker te maken met extreme hitte en daardoor extreme droogte. ‘Die droogte leidt tot lagere landbouwopbrengsten, tot schade aan de natuur, en tot nog slechtere waterkwaliteit. Tegelijkertijd zijn er ook periodes met veel te veel water. Riviersystemen lopen vol en polders zijn lastig droog te houden.’
Nu is het nog overlast. Tussen 2040 en 2080 krijgen we te maken met zogeheten knikpunten bij waterbeheer en landgebruik, waarschuwt De Jonge. Dat kan het einde betekenen van het huidige landgebruik op hoge zandgronden. Of leiden tot tekorten aan zoet water (vooral in laag Nederland). Bij dijken langs rivieren gaat ophoging niet meer voldoen, rivierscheepvaart zal niet meer rendabel zijn, natuurlijke afwatering is niet meer mogelijk (langs het IJsselmeer), en verzilting gaat om een ander landgebruik vragen in laag-Nederland.
En 2040 dichterbij is dichterbij dan het lijkt, stelt De Jonge. ‘De ruilverkaveling duurde ook 15 tot 25 jaar. Water en bodem sturend, de aanpassing van de landbouw aan de klimaatverandering, moet dus nú beginnen.’
Het College van Rijksadviseurs maakte een praktijkgids. Deze benoemt een aantal belangrijke stappen om water en bodem sturend te maken. Voor vier regio’s met elk een eigen opgave is een en ander concreet uitgewerkt. Zoals Noordwest-Friesland en het gebied rondom Zwolle en Kampen, bij het IJsselmeer. Voor alle vier de regio’s zijn twee scenario’s opgesteld. Een scenario waarbij alles doorgaat zoals het is, én een scenario waarbij water en bodem sturend zijn. In Noordwest-Friesland ligt bijvoorbeeld de Koekoekspolder, een laaggelegen glastuinbouwgebied, dat water wegtrekt uit omgeving. De omliggende grondgebonden landbouw heeft daar last van. Bij business as usual neemt de wateroverlast in het gebied de komende jaren alleen maar toe. Vanwege piekbuien en bodemdaling. Bij de water en bodem gestuurde aanpak wordt de glastuinbouw verplaatst en de polder vernat. Landbouw blijft mogelijk, maar in een andere vorm. Dat vraagt om solidariteit over een groter gebied, en om wederkerigheid. Bijvoorbeeld door opbrengsten van woningbouw in te zetten om verandering in de landbouw te financieren. Uit de vergelijking van beide scenario’s blijkt dat doorzetten van business as usual ingrijpender is voor het gebied dan water en bodem leidend te laten zijn. Aanpassingen in het laaggelegen midden van Friesland ontzorgen de rest van Friesland.
‘Ik heb in vier jaar veranderingen doorgevoerd waar anderen hun hele leven over doen.’ Klaas Schenk, akkerbouwer in Anna Paulowna, verbouwt uien en graan. Schenk is zijn bedrijf aan het verduurzamen. Onder meer door zoet water vast te houden. Dat maakt zijn bedrijf beter weerbaar tegen droogte en minder afhankelijk van IJsselmeerwater. De polder waarin hij werkt is 1700 hectare groot. Schenk wil dat er meer boeren mee gaan doen. Volgens hem is het noodzakelijk dat alle collega’s op zijn manier gaan werken. ‘Zodat we de rest van de eeuw kunnen blijven boeren in een verziltende kuststreek. Daarvoor is een langetermijnvisie en commitment nodig.’
Het net geschrapte NPLG was volgens Schenk een mooi initiatief omdat het samenwerking op gang bracht. ‘Je moet je als boer echter niet laten leiden door politieke tegenwind. We moeten ons bewust zijn waar we in de geschiedenis staan. Niets doen is ook een optie, maar het is geen goede keuze.’
Niet alleen de boer is aan zet. Vijftigduizend boeren kunnen veel doen, maar kunnen niet alles betalen. ‘Het gaat om een collectief probleem. Met zijn achttien miljoen zijn we verantwoordelijk. Ik hoop dat Nederlandse overheid een visie kan maken, en mensen en lagere overheden kan enthousiasmeren om samen aan de slag te gaan.’
Volgens Hetty Klavers, Dijkgraaf van Waterschap Zuiderzeeland, is het verdrietig dat met het schrappen van de NPLG veel samenwerking de nek is omgedraaid. ‘Daar moet je bij stilstaan. Die samenwerking moet echter gewoon gebeuren. We kunnen niet niets doen. Als waterschap kunnen we daarin een rol vervullen. We hebben geld, belastingen, en samenwerking.’
Het belangrijkste nu is volgens Klavers dat je geen onomkeerbare keuzes maakt. ‘Sommige kortetermijnoptimalisaties hebben namelijk langjarige effecten. Vraag is ook of we de landbouw van vandaag in lengte van dag faciliteren, of dat we ons richten op landbouw van toekomst. Tegelijkertijd moet je geen dingen forceren. Radicaal nu alles anders doen werkt niet. Veranderingen moeten bij landbouwbedrijven passen. We leren van de natuur dat alles langzaam gaat. Laten we de daarom de moedige pionier ruimte geven, dat is de enige weg vooruit.’
De Waddenkust is niet meer zo dynamisch als die was, vindt Lieke Jidou de Jong. Ze noemt het accountant-natuur. De Jong, een boerendochter die iets wil doen voor boeren én tegelijk de waarde van het waddenlandschap wil behouden, is landschapsarchitect en verbonden aan Landscape Collected. ‘Aan de ene kant proberen we een Natura-2000-gebied in stand te houden, en aan de andere kant is er hoog rendement-landbouw. Dat past helemaal niet bij de dynamiek van het gebied. Veel plannen zijn onuitvoerbaar omdat ze te statisch zijn.’ Landscape Collected heeft gekozen voor een zogeheten atelier om de dynamiek van de Waddenkust ruimte te geven. ‘Niet nog een plan, maar ontwikkelgrond. Zo zijn er in Groningen nieuwe erven in een onbebouwd landschap geïntroduceerd. Die zijn belangrijk voor de biodiversiteit. En belangrijk om water vast te houden. Om tegendruk te geven aan verzilting. Ze zijn ook belangrijk om toekomst landbouw zeker te stellen.’
Het experiment ontstijgt de kavel. Het is geen aanpak per boer, maar per gebied. De Jong: ‘Veel pilots zijn te klein van schaal om het verschil te maken. Als pilots werken, dan moet je na de pilot niet teruggaan naar hoe het was, maar zoals het zou moeten.’
Nieuws Activiteiten Klimaatkennis Over ons Documenten Contact
Geen belangrijke updates missen? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief.
Inschrijven
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer over cookies in onze cookieverklaring.
Deze cookies verzamelen nooit persoonsgegevens en zijn noodzakelijk voor het functioneren van de website.
Deze cookies verzamelen gegevens zodat we inzicht krijgen in het gebruik en deze website verder kunnen verbeteren.
Deze cookies zijn van aanbieders van externe content op deze website. Denk aan film, marketing- en/of tracking cookies.